Het Juiste Hoedje (2)

Het is altijd vervelend als je bril kapot valt, maar in het geval van Arend was het extra vervelend. Dat zal ik uitleggen. Als je jaren en jaren constructief door iemand wordt gepest en gekleineerd, dan kan er, op een bepaald moment, iets knappen. In het geval van Arend gebeurde dat toen hij op een manier werd vernederd die niet na te vertellen valt in woorden. Maar het was iets met een toilet en ontlasting. Arend werd altijd vernederd door dezelfde jongen. Hij was één jaar ouder en alles wat Arend niet was: stoer, sterk, sportief en sadistisch. Heel veel dingen met een s, in ieder geval, al behoorde ‘De Rode’, zoals Ron door iedereen werd genoemd, niet tot het meest slimme of snuggere deel van onze samenleving. Maar met woorden viel Ron niet te overreden. Een echte klap leek toch meer pijn te doen en Arend was niet bijzonder goed in het uitdelen daarvan.

Toen Arend voor de zoveelste keer gekleineerd werd, ging het mis. Ron was toegelaten tot een sportacademie en wilde nog één keer Arend flink wat angst inboezemen. Of inslaan, eerder. Ron deelde een klap uit, die zijn bril op de grond deed belanden en in twee stukken nastuiterde. Maar die klap brak niet alleen zijn bril. Het brak ook Arend. Hij had jaren en jaren de narigheden van Ron over zich heen laten komen. Maar deze keer ging te ver. De middelbare schooltijd was afgelopen, maar dit zou Arend niet vergeten. Nooit. Wat er daarna gebeurde, weet Arend niet meer zo goed. Maar het was iets met een toilet en ontlasting. Sinds die dag kan hij de kleur rood niet verdragen. De dokters bevestigden dat en sindsdien draagt Arend een speciale kleurenfilter over zijn bril. Die filter zorgt er niet alleen voor dat hij scherp ziet, maar vooral ook dat hij de kleur rood niet ziet. En zolang hij niet te actief aan het verkeer deelneemt en de sportpagina’s van de krant overslaat, redt hij zich daar heel aardig mee.

Niet iedereen hoeft van zijn angst te weten en ook al ziet zijn bril er nogal belachelijk uit, die keren dat iemand vroeg waarom hij geen modieuze bril nam, maakte hij zich er met een lachertje vanaf. Arend dacht weleens dat het té makkelijk ging.

“Jij gaat een uitgebreide reportage over Ron ‘De Rode’ Rakker maken.”
“Wat?”
“Je weet toch, die voetballer die voor veel geld naar Barcelona gaat.”

“Oh… Maar wij schrijven toch nooit over sport?”

“Het hoeft ook niet over sport te gaan, schrijf over de persoon achter de laatste man waar niemand voorbij durft.”
“Ik denk niet dat het mijn onderwerp is… Een sporter.”
“Dat dacht je ook voordat je die ene zanger drie dagen volgde, die Marco Bauer. Daar keek je ook op neer vanwege zijn commerciële liedjes. Een journalist zou zich open moeten stellen en niet moeten afgaan op vooroordelen.”

“Ja, maar dat was anders.”

“Ik zou niet weten waarom dat anders is. Je bent een van onze rijzende sterren en dus ga jij het doen. Pak je spullen. Je reist een week met ‘De Rode’ mee. Jij maakt er net zo’n geweldig stuk van als met Marco.”

“Ik denk toch echt dat het beter is als iemand anders het doet.”

Maar dat dacht de baas niet. Terugdenkend snapt Arend niet eens hoe hij aan de woorden kwam om te reageren. Dit is dus wat hij aan had voelen komen, onbewust. Dit is dus precies hoe zijn leven niet hoort te gaan. Hij is de pineut. Hij troost zich met de gedachte dat het publiek vast met hem meevoelt. Verzonken in gedachten, het dilemma ontslag of meteen zelfmoord, rijdt hij naar huis. Het is donker en het regent. In zijn gedachten scrollen de begintitels door het beeld. De man op de radio zingt ‘Welcome back,’ says the voice on the radio. But I never left, I was always right here. De tijd verspringt, zijn auto rijdt ineens zijn straat in, maar het nummer loopt door.  Ook als hij uit zijn muisgrijze hatchback stapt en de radio uit heeft gezet, spelen de klanken met zijn leven.

Geef een reactie