Vrijdag 9 juli
Zweden dus. Eén keer eerder was ik naar Zweden geweest, met Pim, om Mischa te bezoeken die daar een jaar studeerde. Dat was echter in “de grote stad” en dat is een nogal ander Zweden dan het Zweedse platteland. Al mogen we niet echt van platteland spreken aangezien het aantal akkers op één hand te tellen is. In plaats daarvan zijn er bomen, veel bomen en af en toe een huis, soms bewoond door Zweedse gepensioneerden, soms door toeristen. In die zin is het dan ook niet helemaal terecht om Trällebo een dorp te noemen, en ook gehucht dekt de lading niet helemaal. Bij elkaar geraapte huizen, dat is misschien de beste noemer. Supermarkt? Minstens een kwartier rijden. Kerk? Twintig minuten lopen. Denk je in Nederland wel eens in de middle of nowhere te zijn, in het zuiden van Zweden ben je pas écht afgezonderd.
Daar moet je dan wel eerst komen. Na te zijn geland in Växjö nemen we de huurauto naar Trällebo. Ons vervoermiddel deze week is een Volvo V70, dat rijdt op het milieuvriendelijke en (voor benzine) goedkope “Etanol E85.” Afzonderlijke temperatuurregeling voor de linker- en rechterkant van de auto, stoelverwarming voor én achter en meer dan genoeg ruimte voor onze tassen, regensensor, cruisecontrol, leren bekleding: dat soort werk. Mischa is onze designated driver deze week, een rol die hij met deze auto maar al te graag op zich neemt (en anders waarschijnlijk ook).
Eerste stop is een stukje puur Zweedse cultuur. De IKEA. Nee, grapje… De McDonald’s. We hebben allemaal honger. Sjoerd is verguld met zijn verrassend pittige McVeggie, wij zijn verguld met McEmmy, een van de meisjes die deze avond de bestellingen opneemt. Geen McFlurry als toetje, in plaats daarvan rijden we naar de ICA (onderdeel van het Ahold-concern) om daar boodschappen te doen. We kopen ontbijt, thee, watermeloen, chips en laden de boodschappen in de auto. Nu kunnen we de bewoonde wereld van Växjö achter ons laten en ons huisje gaan zoeken. Onze “huisbaas” heet Ronnie en Mischa heeft een uitvoerige correspondentie met de man gevoerd. Als het goed is, steekt de sleutel in het slot van de voordeur van ons gele huis, maar zeker weten doen we dat eigenlijk niet. Langzaam treedt de schermering in en uiteindelijk verlaten we de kaarsrechte snelweg voor de aanmerkelijk meer slingerende weg die naar ons groepje huizen moet leiden.
Helaas is een geel huis geen unicum in Zweden. In tegendeel. Er zijn er best veel. Wanneer we in de buurt van Trällebo een paar gele huizen zien, stap ik uit om te kijken of ik een sleutel kan vinden. Neen. Dus rijden we door. Uiteindelijk zien we een auto met twee mensen ernaast. Mischa besluit de weg te vragen. Dit echtpaar op leeftijd blijkt echter Ronnie en zijn vrouw Marjan te zijn. Onze huisbazen. We weten niet zeker hoe lang ze er al staan, maar vermoedelijk stonden ze er al toen wij nog bij de McDonald’s zaten. Oeps.
Ronnie vertelt Mischa (die met een bachelor Scandinavistiek op zak een aardig woordje Zweeds verstaat en spreekt) het een en ander over het huisje en de omgeving. Wij knikken niet begrijpend, maar bemoedigend mee. Vooral Sjoerd blijkt hier goed in. Eigenlijk lijkt het Zweeds wel wat op het Nederlands, een aantal woorden is in ieder geval vrijwel hetzelfde. Niet lang na de uitleg spreken we af dat we het geld voor het huisje later in de week komen brengen. Nadat Ronnie en zijn vrouw zijn vertrokken, lijken we het er unaniem over eens dat we daar misschien ook maar een cadeautje bij moeten doen. Ze hebben immers de hele avond staan wachten.
De benedenverdieping bestaat uit een grote woonkamer met een tafel, zithoek met twee banken, een bijna traditionele ligstoel en twee bedden (voor Sjoerd en ondergetekende). De inrichting en het meubilair zijn op zijn zachtst gezegd “traditioneel.” Boze tongen zouden wellicht van “oubollig” spreken. Tegenover de woonkamer, aan de andere kant van het halletje met de voordeur, ligt de slaapkamer waar Pim en Mischa slapen. Tegenover de voordeur ligt de keuken, met een ouderwets fornuis dat op hout werkt, maar wat vanwege de extreme hitte en droogte niet mag worden gebruikt. Gelukkig staat er ook een moderner fornuis (al ben ik zelf geen groot fan van elektrisch koken). Verder staat er een verrassend nieuwe koelkast (nog geen dag oud, blijkt later) en een waterkoker. De bijkeuken herbergt naast de berging en de achterdeur ook de badkamer. Het ziet er allemaal wat gedateerd uit, maar de waterdruk van de bad-met-douche blijkt prettig hoog. De overloop op de eerste verdieping blijkt verrassend genoeg ook plaats te bieden aan een bed (waar Erwan zal slapen). Daarnaast zijn er twee mysterieuze kamers die op slot zijn en een kamer met nog twee bedden. In eerste instantie willen we (Erwan, Sjoerd en ik) alledrie boven gaan liggen, maar de bedden in deze kamer zijn niet van bijzonder goede kwaliteit. Toch maar beneden dus, voor twee van ons.
Geen televisie, geen internet, vier mobiele netwerken die allemaal één streepje bereik bieden: dag beschaving. Voordat we gaan slapen evalueren de indrukken en bespreken we het interieur en de inrichting. Ook openen we de fles whiskey die we voor vertrek hadden gekocht op vliegveld Weeze. We proosten op een mooie vakantie. Bij het uitdelen van de t-shirts kom ik voor twee nare verrassingen te staan (het ontwerp had ik gemaakt, daar lag het dus uiteraard niet aan, maar Sjoerd had de productie op zich genomen). Ten eerste waren de shirts niet oranje (stukje miscommunicatie van mijn kant: ik zou zweren dat Sjoerd aan de telefoon had gezegd dat ze wel oranje waren in verband met het WK, maar de oranje t-shirts bleken “op”). Daarnaast waren de slim fits inderdaad erg strak uitgevallen. Ik zag er niet al te flatteus uit, ondanks mijn sixpack*. Van ellende zijn we toen maar gaan slapen.
(* = mijn non-existing sixpack).
1 reactie
Een vakantieverslag. Leuk!