Koud terug uit Zweden moet er toch gauw een bezoek aan Pims leven in Schotland worden gebracht. Gewoon, omdat we wel eens willen zien hoe hij woont en leeft aldaar. Omdat het bovendien zomer is en het weer potentieel iets beter is, besluiten we er meteen een roadtrip door de Highlands te maken. Dus zitten we, Fandischa, half augustus alweer in het vliegtuig (zonder Sjo, want die moet graven). Ik geef toe dat dit verslag aan de late kant is, maar nu krijgt u wel meteen de foto’s erbij (of een selectie daarvan). Klik op de afbeeldingen om ze op gigagroot formaat te zien.
We vliegen van onze bijna-thuisbasis Weeze naar Edinburgh. Daar huren we een auto om naar Pim in Glasgow te rijden. De Ford Focus is een stap achteruit ten opzichte van de Volvo die we in Zweden tot onze beschikking hadden. De motor is iets minder krachtig, de kubieke inhoud aanzienlijk kleiner (maar we zijn ook met één man minder) en we hebben geen stoelverwarming of active climate control. We doen het ervoor.
Die donderdagavond gaat, na een warme maaltijd in een lokale pub en een heuglijk weerzien, Pimfandischajo in Zweden – the movie – in premiere. Wonderwel zonder al te veel scènes met mij in een strak t-shirt. Ook ontmoeten we enkele van Pims housemates. Nog even zijn housemates, want Pim heeft net een appartementachtig iets gescoord, twee straten verderop. Nu zitten we op zijn studentenkamer op een gang die het meest doet denken aan Hoogeveld, de Nijmeegse studentenpopulatie is ermee bekend. We vatten het plan op de volgende ochtend rond een uurtje of zeven te vertrekken. Daarvoor moet er geslapen worden. Dat bleek niet zo eenvoudig als gedacht. Mischa op de bank, ik op een stretcher en Erwan op een matje, maar ik slaap niet bijzonder goed. Wellicht ook vanwege het feestje op de etage boven ons.
Het ontbijt de volgende ochtend maakt veel goed. Pim tovert voor ons – bijna nog voor het ochtendgloren – een Schots ontbijt op tafel. We zullen de voedingsstoffen nodig hebben, we hebben een lange tocht voor de boeg. Het vertrek loopt voorspoedig en onder het genot van Mischa’s muziekmix verlaten we Glasgow. Al gauw blijkt dat de onverwacht tevoorschijn gekomen zon Mischa’s ogen hindert. Ik had in een impuls twee seconden voor vertrek nog snel mijn zonnebril op sterkte in mijn tas gestopt, Mischa had niet verwacht er een nodig te hebben. Bij het eerste tankstation slagen we niet, uiteindelijk vinden we er een in Fort William (onze eerste grote stop van de dag). Onderweg hebben we gelukkig ook af en toe regen (voor de echte Schotland-experience).
Nadat we de benen hebben gestrekt en de winkelstraat hebben bekeken rijden we van Fort William door naar Loch Ness, waar we daadwerkelijk ook nat worden (terwijl we een lunch nuttigen). Het zou de laatste keer zijn, deze vakantie – in ieder geval van de regen. Na Loch Ness (geen monster te zien, maar wellicht is die via alle andere lochs naar de zee gezwommen?) rijden we verder in noordoostelijke richting. We stoppen in Inverness, in eerste instantie “omdat we er toch zijn”. Inverness blijkt echter een behoorlijk mooi stadje met veel kerken en begrafenisondernemingen. Overigens trad Turin Brakes er eind 2009 nog op, maar we doen nog meer Turin Brakes gerelateerde plaatsen aan op deze road trip.
Ik geef meteen toe dat alles tot nu toe nog koek en ei lijkt te zijn: het miezert en regent en ik heb een regenjas aan op deze foto’s, maar veel meer van dit soort foto’s zul je niet zien. In Inverness doen we boodschappen, omdat we weten dat de commerciële activiteiten in en rondom het hostel waar we vanavond slapen nogal beperkt zullen zijn. Daarna rijden we over steeds smaller wordende weggetjes door een steeds bergachtiger landschap naar het noordwesten, richting het kasteel waar we in gaan slapen.
Carbisdale Castle is een oud, nogal groot kasteel dat nu als hostel functioneert. Het is letterlijk mogelijk om erin te verdwalen. De slaapzalen moet je delen met een man of tien, wat op zich prima is. Het hostel is ook niet eens extreem duur voor Schotland. Pim, Erwan en Mischa maken van de resterende uurtjes van de middag gebruik om de omgeving te verkennen, ikzelf verken het kasteel, lees daarna mijn boek en ontdek waar de gratis Wi-Fi wel werkt (want: niet op de slaapzaal). Ik vind namelijk dat ik al genoeg heb gereisd en verkend vandaag.
Het avondeten is echter niet zo indrukwekkend als het gebouw waarin het hostel is gehuisvest. Het smaakt allemaal wat droog en matig. Ik vrees al een beetje voor het ontbijt van de volgende ochtend (Pim heeft een Schots ontbijt voor ons geregeld). En ja hoor, na een goede nachtrust en talloze kaartspelletjes, blijkt dat het Schotse ontbijt er vandaag niet is. De receptionist luistert naar Röyksopp’s Melody A.M. (op zich een prima keuze) en geeft ons uiteindelijk het teveel betaalde bedrag terug, maar daar gaat het ons niet om. Het gaat erom dat we teleurgesteld zijn. Allemaal. Collectief. En dat we Continental ontbijt ook thuis hadden kunnen eten.
We maken dan ook dat we weg komen en beginnen aan het tweede deel van onze road trip, nu naar de westkust. Luisterend naar de zoetgevooisde klanken van Taylor Swift en diverse radiostations (mits we er überhaupt één ontvangen) passeren we adembenemende bergen en meren. Daarbij wordt de lucht steeds blauwer en de zon steeds krachtiger. Tegen de tijd dat we Ullapool bereiken, kunnen we de niet meegebrachte zwembroeken tevoorschijn toveren. Of in ieder geval zonnebaden op het lokale strand. Dus dat doen we dan ook even.
Ullapool is een pittoresk plaatsje aan de westkust. Niet bepaald indrukwekkend te noemen, maar best prima. Een maandje later zal Turin Brakes (jaja) er optreden – op een al maanden uitverkocht festival (Loopallu), maar ik zoek tevergeefs naar posters van of zelfs de plek waar ze het festival houden. Wat we wel zien: kwallen, bejaarden, veel zon en de haven. We doen boodschappen en rijden dan verder. Ook hier zijn we voorbereid: we weten dat ons volgende hostel op een eiland zonder pinautomaat of supermarkt is. En we weten zeker dat er geen restaurantachtige constructie in het hostel. Dus kopen we pasta en ontbijt en rijden we richting Isle of Skye, waar we de boot zullen nemen naar Isle of Raasay.
Die boot gaat maar een paar keer per dag en als je hem mist, dan mis je hem. En zo kun je dus ook niet zomaar van het eiland af. Horrorscenario’s over een seriemoordenaar en een beperkte groep verdachten sluit ik buiten terwijl we met de veerpond oversteken – dat duurt ongeveer 15 minuten. Daar rijden we met onze Focus naar het hostel, gelegen aan de letterlijke rand van de bewoonde wereld. Er gaat wel een weg in noordelijke richting, maar die moet wel gedeeld worden met schapen en andersoortig vee en niet veel andere wezens. Vooralsnog melden we ons aan bij het hostel, dat bestaat uit een pittoresk huisje met twee grote schuren waar de bedden in staan.
Dat klinkt primitiever dan het is. Ja: we zitten in de middle of nowhere en ja: op het eerste gezicht ziet het er wat amateuristisch uit en ja: als er dan een man of 10-15 tegelijk in de keuken en woonkamer zijn, is het vol. Maar het heeft als voordeel dat je min of meer gedwongen wordt contact te maken met de medebewoners, wat aardige gesprekken oplevert (we ontmoeten wederom een incarnatie van Otte, ditmaal in een motorrijdende grijsaard die wegens zijn eigen reizen alleen telefonisch de bruiloft van een familielid meekrijgt – en Mischa kan lekker Zweeds praten met een andere logée. De bedden mogen dan in de schuur staan, ze liggen best prima.
Voordat we daar induiken, besluiten we eerst nog een avondwandeling te maken. Al gauw worden we aangevallen door de lokale insecten (midges). Dat mag voor Pim en Erwan de pret niet drukken. Zij verkennen het heuvelachtige landschap en dalen af in een kloof en proberen er vervolgens weer uit te komen. Mischa en ik hebben een aanzienlijk rustigere avond. Wanneer de eigenaresse aangeeft dat ze het hostel op slot gaat doen, gaan ook wij ons bed in. Ik slaap heerlijk.
Zondagochtend hoeven we niet uit te kijken naar een hele dag in de auto te zitten, want hoewel we vandaag terugkeren naar Glasgow, duurt dat aanzienlijk korter dan de routes van de afgelopen dagen. Eerst gaan we gezellig op het eiland rondbanjeren. We willen graag het hoogste punt van het eiland bereiken. Na een stevig ontbijt en voor sommige van ons koude douche zijn we klaar voor vertrek. Het hostel sluit zijn deuren (het gaat tegen de avond weer open). Wij rijden noordwaarts. De weg wordt geblokkeerd door koeien, die duidelijk niet geïntimideerd zijn door onze blauwe Ford Focus. Uiteindelijk gaan ze toch aan de kant en bereiken we het pad dat ons naar de top van het eiland moet brengen.
Al gauw blijkt dat ik deze activiteit hevig onderschat. We zijn nog geen 100 meter gestegen of het zweet is mij uitgebroken en mijn hoogtevrees maakt het dat ik aanzienlijk voorzichtiger – dus langzamer – loop dan mijn reisgenoten. En hoewel je zou verwachten dat de route slechts naar boven zou moeten gaan, blijkt er halverwege nog een vrij diepe afdaling in te zitten. Uiteraard moeten we vervolgens weer omhoog. Niet relaxed.
Na een tocht komen we uiteindelijk boven aan. Daar moet getoept worden, al lukt het niet daar een scherpe foto van te maken met zelfontspanner. We blijven een half uurtje boven, genieten van het zonovergoten uitzicht en dalen vervolgens weer af naar het beginpunt. Halverwege wordt er gestopt, want Mischa en Pim zien er wel wat in om het meertje in te duiken dat we passeren. De foto’s daarvan zijn helaas niet voor de wijde wereld geschikt bevonden, maar ik kan u zeggen: u had er bij moeten zijn!
Terug bij de auto rijden we door naar het noorden. Uiteindelijk parkeren we de auto ergens, dalen we af door een schapenweide en komen we ineens uit op een verborgen strandje waar we de komende twee uur doorbrengen met stenen gooien en van het weer genieten. Het klinkt als een duffe middagbesteding, maar ik heb het enorm naar mijn zin. Vervolgens rijden we terug naar het zuiden. We drinken wat bij het enige hotel op het eiland en gaan daarna in de rij staan van door laatste (van de twee) overtochten die de veerpont op deze zondag maakt. Gelukkig missen we hem niet en voor we het weten rijden we over de brug van Isle of Sky naar het Schotse vasteland.
Onderweg stoppen we regelmatig om van de omgeving te genieten. We komen immers regelmatig gave bergen tegen. Tegen etenstijd komen we weer aan in Fort William. Ditmaal in de mooie avondzon, genieten we van Britse fastfood op het grasveld tegenover de kerk. Mischa scoort een nieuwe aanwinst in de fotoserie “prullenbakken voor kerken”, daarna rijden we door terwijl de zon ondergaat. Voor Glasgow komen we nog in een soort avondspits terecht. Dat is voor ons reden om de raampjes open te gooien en kei hard Angels van Robbie Williams met de MP3-speler mee te zingen. Een mooi moment, maar daarna gaat het snel bergafwaarts. Ook bij Mischa slaat naar de honderden kilometers de vermoeidheid toe en de file doet hem geen goed. Tel daarbij op dat de snelwegen rondom Glasgow nogal onoverzichtelijk zijn (“hmm, zullen we de afrit aan de linker- of de rechterkant aanleggen? We doen gewoon om en om!”) en we zijn toch wel blij dat we thuis zijn. Pim doet met Erwan nog snel wat boodschappen voor het ontbijt, Mischa laat de gereden kilometers op zich inwerken en ik denk terug aan de afgelopen dagen. Veel gezien, veel gereden en veel zonuren gehad.
Maandagochtend eten we gezamenlijk ontbijt, maar daarna moet Pim naar zijn werk. Erwan, Mischa en ik lopen nog even door Glasgow en maken plannen om een kledingzaak te openen tegenover het museum voor moderne kunsten. Na een korte stop bij de cd-zaak lopen we naar de auto en rijden we naar Edinburgh. We tanken de auto vol, leveren hem in en nuttigen nog snel een broodje voordat ons vliegtuig terugvliegt naar Nederland. Het weer wordt zienderogen slechter naar mate we dichter bij Nederland komen. Blijkbaar hebben we gewoon altijd goed weer als we met Pimfandischasjo op vakantie gaan. Mij hoor je er niet over klagen. Ik ben zowaar bruin geworden in Schotland. En in Zweden. In één zomer. Ik had je van tevoren uitgelachen.