Eén van onze vervelendste gewoontes is besluiteloosheid. Daarom besloten we na een weekend in de Ardennen in 2009 om iedereen om de beurt de vakantie te laten organiseren (tot op zekere hoogte). Vorig jaar was Mischa hoofd van onze Zwedenreis, dit jaar (na enige gemoedelijke groepsdruk) stond Knoert aan de wieg van een reis naar het zuiden. Ryanair vliegt vanaf Weeze naar Triëst, waar zowel Mischa als Pim mensen kenden. Een bezoek aan deze stad werd gecombineerd met de werkelijke bestemming van onze reis: de Sloveense bergen. Zo combineerden we het Italiaanse stadse leven met de rust en natuur van de bergen. Een goede combinatie, zo mag nu geconstateerd worden.
Dinsdag 9 augustus 2011
Op dinsdagmiddag vertrekken we bepakt en bezakt richting de Duitse grens. Met zes man in één Volkswagen Cabby bleek prima te passen (indien één iemand in de achterbak ging zitten) en we waren dan ook ruim op tijd op vliegveld Weeze. Daar was, na het inchecken van onze extra bagagetas (ook een traditie: alles in de handbagage en één tas) genoeg tijd te doden om weer in ouderwetse flauwe grappenmodus te geraken.
Het is alweer ruim zeven maanden geleden dat we voor het laatst met zijn vijven bij elkaar waren – met de leden van onze vijftal verspreid over Nederland en Schotland is elkaar regelmatig zien helaas geen optie – en dan is het altijd fijn om te zien dat we het nog niet verleerd zijn.
Vluchttechnisch gezien gaat alles goed: we mogen plaatsnemen in de stoelen met extra beenruimte bij de nooduitgang. Onderweg wordt één keer turbulentie aangekondigd, maar die blijkt te verwaarlozen.
Na zo’n anderhalf uur landen we op schema op het Aeroporto Friuli Venezia Giulia – iets ten noorden van Triëst. Dat vliegveld bleek bijna net zo schraal als het vliegveld in Växjö vorig jaar. Het heeft weliswaar meer weg van een vliegveld dan van een busstation, maar de commerciële activiteit in de terminal blijkt beperkt tot een restaurant dat om 21:00 uur dicht gaat (geen extra avondeten dus) en van die weegschalen waarop je je eigen gewicht kan meten tegen betaling van een euro. Terwijl er ook weegschalen staan om je bagagetas op te wegen – die geheel gratis zijn.
De eerste tegenvaller van de vakantie laat niet lang op zich wachten. Mischa’s telefoon zit niet meer in zijn zak. In het vliegtuig kijken of hij daar ligt, mag niet meer, bij de gevonden voorwerpen ligt de telefoon (uiteraard) ook niet. De medewerker geeft de standaard Ryanair-nummers in Engeland en Ierland, voor de zekerheid, maar de hoop op het terugkrijgen van de telefoon is dan allang vervlogen. Gelukkig heeft Mischa een adressenlijstboekje waar ook het telefoonnummer van onze gastvrouw instaat. Mochten we dus verdwalen, dan kunnen we met een andere telefoon alsnog contact opnemen.
Met een in mijn geval haflege maag (zo’n maaltijdsalade van de AH om 16:00 uur ’s middags blijkt niet afdoende voor een avond zonder trek) maar volle bagage lopen we naar het Hertz-kantoor om ons vervoermiddel te scoren. Mischa – wederom onze designated driver dit jaar – heeft gekozen voor een Peugeot 508, maar de verrassend Scandinavisch uitziende Hertz-medewerker kan de sleuteltjes niet vinden. Na een controle “of ze niet in de auto liggen” krijgen we vervolgens een andere Peugeot mee: de aanzienlijk hogere 3008. De motor is gelukkig krachtig genoeg om op een normaal tempo te accelereren met vijf jonge goden en zes zware bagage-items in de bak (minus een telefoon). Ook bergop. Na een inspectie verlaten we het vliegveld op naar Triëst.
In Triëst worden we ontvangen door druk toeterende Italianen en aggressief rijgedrag. Blijkbaar neemt men het hier niet zo nauw met verdrijvingsvlakken en snelheidslimieten. Je aan de regels houden is bijna een risico in zo’n situatie. Ik haal opgelucht adem dat ik deze vakantie hier NIET hoef te rijden en nog fijn wat lesjes in Nederland mag rijden. Valt het verkeer hier toch best mee. Ook het parkeren is in Italië overigens een kunst op zich. Of het nu om scooters gaat of Fiat Punto’s, Panda’s of 500’s: iedereen zet auto’s op plekken waar je in Nederland binnen vijf minuten een bon onder je ruitenwisser zou krijgen, maar blijkbaar is het parkeerbeleid geen prioriteit van Berlusconi.
Aan de andere kant kun je dan natuurlijk wel gratis parkeren. Ok Moj. We rijden naar de woning van Patrizia en Stefano en proberen een parkeerplek in de buurt te vinden. Dat lukt – tegen alle verwachtingen in – heel eenvoudig: nog geen twee straten verderop vinden we een plekje met ruimte voor een grote bak als die van ons. Er zitten nadelen aan zo’n grote auto en het parkeren in Italiaanse steden blijkt één van die nadelen. Maar vandaag nog niet dus. Drie van ons blijven bij Patrizia en Stefano slapen. Knoert en Erwan hebben we dan al afgezet bij hotel/hostel Alabarda – dat bij ons al snel bekend stond als Alibaba.
Patrizia is een vriendin van Mischa uit de tijd dat hij in Zweden studeerde. Dat is alweer enkele jaren geleden en sindsdien hebben de twee elkaar niet meer gezien. Het weerzien is heuglijk. Pim en ik ontmoeten haar voor het eerst. Voor ons allebei nieuw zijn “Patty’s” vriend Lorenzo – die gedurende deze dagen net zoveel Engelse woorden zal uiten als gewoon is in de traditie van de Franse stomme film. Ze zijn er nog steeds: Europese jongeren die niet goed Engels kunnen. Toch is hij meegekomen naar Triëst om ons te ontmoeten en zijn Engels te oefenen, wat erg sympathiek is. Stefano – Patrizia’s huisgenoot – blijkt aanzienlijk beter Engels te kunnen en is een smooth-going hiphop Italiaan.
In de keuken kletsen we verder. Wanneer ik een blik uit het keukenraam van de studentenwoning van Patty en Stefano werp, ontdek ik een vrijwel lege parkeerplaats. Dat krijg je wanneer je een hele stad hebt met vrij parkeren hebt maar een flatgebouw eigen parkeerplaatsen geeft die niet worden gebruikt. Na enige flauwe grappen over het feit dat we na alle parkeerchaos in Triëst een vrijwel lege parkeerplaats hebben ontdekt, wandelen we naar de stad voor een drankje. Eéntje dan. Want we zijn stiekem wel vermoeid van de reis.
Het is een mooie zomeravond in Triëst en we nemen dan ook een plaats op een terras in de stad. Stefano verzekert ons ervan dat de lokale drink of choice hier Spritz is. Spritz is (witte) wijn, aangelengd met mineraalwater en een andere alcoholische drank naar keuze. Ik had meer zin in een koud pilsje, maar ga overstag en neem een Spritz Aperol. Onder het motto: “een pilsje kan altijd nog.”
Het glas wat ik vervolgens in mijn handen krijg gedrukt is groter dan verwacht, maar het smaakt niet per se verkeerd. Zoet en bitter, met een makkelijke dronk. Zeker in combinatie met de zeer welkome chips, pinda’s (en minder welkome olijven). Spritz is leuk voor een keer, maar ik kan er mee leven dat ik geen Italiaanse player wordt. Mijn Italiaanse playernaam Stefano is inmiddels toch al gejat door onze gastheer, die er – nadat hij zijn Spritz heeft genuttigd – vandoor gaat omdat hij om half 8 op moet om aan de slag te gaan in de haven nabij Triëst.
Met Patty en Lorenzo blijven we achter, maar niet veel later gaan ook wij naar onze bedden. Die blijken beter dan vooraf gehoopt. Een stretcher en tweepersoons slaapbank bieden genoeg comfort om een redelijk nachtrust te behalen, voor zover dat kan met vier mannen op één kamer.
Als ik de volgende ochtend wakker word, kijk ik uit het raam. Dit is wat ik zie:
Een strakblauwe hemel. Die had ik in Nederland al een tijdje niet meer gezien.
In de volgende aflevering: koffie, kastelen en de zee in…
2 reacties
Omdat ik weet dat iedereen hier eigenlijk komt om te horen over míjn vakantie:
Voordat Gerard, Maria en Ludo verder de stad in reden voor hun rendez-vous met Patrizia zetten ze Knoert en mij af bij hotel Alabarda, wat vrij recentelijk een ster aan haar toch al niet misselijke ranking toe had mogen voegen. Al snel werd duidelijk dat dit waarschijnlijk alles te maken had met de zeer ruime kamers. Met z’n tweeën kregen we een kamer met vier bedden. Tijd dus om chickies te gaan scoren (twee voor mij, want Ploert heeft al een vriendin en er hing ook een schilderij van een klein meisje aan de muur).
Het centrum van Triëst was mooi op loopafstand. Ook Knoert en ik gingen in eerste instantie vooral op zoek naar avondeten. In tegenstelling tot wat je zou verwachten in Italië waren de meeste eettentjes dicht. Gelukkig waren er genoeg boeiende dingen te zien zoals een Pimkie winkel en een Calzedonia etalage een model wat Stefan ongetwijfeld zou hebben betast als hij erbij was geweest (zie het verslag van onze Lido di Jesolo, hier ongetwijfeld ergens op de site). Via een straat met allemaal Triëste jongeren (haha) en het mooie maar niet erg bondig genaamde Piazza dell’Unità d’Italia kwamen we uiteindelijk uit bij Super Bar Stella.
In wat later zou blijken Patrizia’s favoriete tentje te zijn, dronk de barvrouw gezellig shotjes mee met de kleine Italiaanse meisjes die deze bestelden. Zonder Knoert uit het oog te verliezen bestelde ik een klein vierkant stuk pizza. Omdat ik door het gebrek aan avondeten toch wel hongerig was, at ik de pizza snel op, niet afgeremd door het feit dat wat ik voor paprika’s had aangezien eigenlijk pepers bleken te zijn.
Goerd had inmiddels ook wel wat trek gekregen, dus op de terugweg naar het hotel stopten we nog even bij een ijssalon om echt Italiaans ijs te eten. De keuzemogelijkheid was enorm en het ijs was het lekkerste wat we deze vakantie hebben gegeten.
Eenmaal terug in het hotel keken we nog even wat Italiaanse TV. Hierbij viel het vooral op dat de Italianen ondanks hun spreektempo de grootste moeite hebben om alles snel genoeg na te synchroniseren. Nadat we moe waren van de inspanningen van de dag en de Italiaanse niet-Ally McBeal zijn we maar gaan slapen. Zonder chickies…
Nice, een vakantieverslag. We gaan gelijkop 🙂