Dinsdag 16 augustus 2011
Blessures ten spijt is het vandaag zo ver. De reden waarom Mischa en Knoert meegingen op deze vakantie was het vele wandelen. En weliswaar hebben we al flink wat gewandeld, we hebben nog niet de uitdagende verkenningen door de natuur gedaan waar de heren op hadden gehoopt. Vandaag hebben we echter een aardig compromis: we gaan vandaag de bergen in en omhoog lopen. Klimmen is een te groot woord, maar we gaan wel een behoorlijke stijging inzetten.
De berg in kwestie is de Sleme, ruim twee kilometer hoog en dus voor Nederlandse begrippen HEEL ERG hoog. Je kunt natuurlijk nog veel hoger klimmen, maar deze wandeling zou voor iedereen te belopen moeten zijn en toch mooie uitzichten moeten opleveren. Voordat we zover zijn, klimmen we eerst honderden meters met de auto. Dat gaat met behulp van haarspeldbochten omhoog. In totaal nemen we vandaag meer dan vijftig bochten op heen- en terugweg. Maar dat stuk hoeven we dus alvast niet meer te lopen. Op het hoogste punt van de weg parkeren we de auto en vervolgen we de weg omhoog. Die ziet er zo uit:
De weg omhoog is niet echt gevaarlijk, al worden mensen met hoogtevrees (‘Hoi!’) af en toe wel een klein beetje op de proef gesteld, zo zonder reling of houvast. Dodelijke ongelukken blijven uit en langzaam stijgen we naar de top en een mooi uitzicht.
Ik moet toegeven, het uitzicht is prachtig en er zitten hier weinig insecten. De top heeft wel één nadeel. Die wordt namelijk – blijkens de uitwerpselen – regelmatig als geitentoilet gebruikt. Hoe fris de berglucht dan ook mag ruiken, de geitenstront ruikt nog net iets meer. We besluiten dan ook niet op de top the lunchen, maar een tiental meters lager, waar een grote weide is vol vlinders (en een gastenboek). De ware bioloog van ons groepje wordt dan ook wakker:
Na de lunch zetten we de afdaling in en als we bij de auto zijn wordt er overlegd of we ergens anders nog zullen gaan wandelen. Daar is niet iedereen even groot voorstander van, dus wordt de afdaling ingezet. De andere kant van de berg, want die hebben we nog niet bereden.
Na een hoop haarspeldbochten rijden we langs een beekje met zo’n wit water dat we er besluiten te stoppen. Het water stroomt hier behoorlijk goed door en het is niet alleen kalkwit, maar ook kalkkoud. Koud dat het pijn doet aan je blote voeten als je erin gaat koud… Dat is inderdaad koud dus. Maar het is ook heel erg verfrissend en dus zitten we hier nog een uurtje in de zon. Het is een moment waarop ik me de fijne kanten van deze vakantie ervaar. We zijn met zijn vijven in een mooi land, met mooi weer en we hebben het naar onze zin. Een Hoogtepuntje (H’tje) dus.
Maar na een H’tje volgt een Dieptepuntje (D’tje): de reis terug voert namelijk via Italië. Dat is namelijk de consequentie van via de andere kant van de berg terugrijden. En dat is aanzienlijk om, ja. En misschien is dat wel heel leuk om te rijden, maar niet noodzakelijkerwijs ook om achterin te zitten terwijl je langzaam honger begint te krijgen. Ik weet nog dat we met de gedachte speelden om fast food te nuttigen, maar ik weet ook vrij zeker dat we dat niet hebben gedaan. Ik weet alleen niet meer zeker wat we die avond wel hebben gegeten, maar het was vast lekker en we hadden ook vast honger na zo’n inspannende maar fijne dag. Dat is alles wat ik er over kwijt kan, volgens mij.
Wordt vervolgd op korte termijn, hopelijk.
1 reactie
Ik kan me niet herinneren dat ik je over je hoogtevrees heb gehoord op die berg, dus dan heb je je in ieder geval goed gehouden daar!
Ik weet ook niet meer wat we toen hebben gegeten. Die hele zoete Uncle Ben’s troep misschien? Of was dat de dag erna?