Vorig jaar in Slovenië werd al voorzichtig geïnventariseerd of we in het voorjaar op vakantie konden gaan. Goedkoper (want laagseizoen), toch goed weer (met wat geluk) en daarna nog een hele zomer om leuke plannen te hebben (mits er genoeg vakantiedagen overblijven). Dus gaan we op een zondag in nota bene mei op weg naar vliegveld Eindhoven (voor de verandering een keer niet Weeze dus). Vroeg? Ja, maar ook weer niet zo heel vroeg in het jaar. Wel vroeg genoeg voor Erwan om nog in bed te liggen. Hij zei dat hij de wekker rond zes uur had gezet, maar als we tegen achten voor zijn deur staan, is het nog stil in Casa Erwan. Gelukkig hoort Erwan de bel wel en is zijn tas al deels ingepakt. Na een kort crisisoverleg ruimen Mischa en ik de keuken op terwijl Erwan in recordtempo zijn spullen verzameld en mijn vader buiten staat te wachten. Gelukkig schijnt de zon.
Met enige vertraging neemt mijn vader maar plaats achter het stuur. Rijden is leuk – zeker op een rustige zondagmorgen – maar misschien kan ik mijn lange-afstand-rijervaring beter op doen op een moment dat de tijd wat minder zwaar weegt. Gelukkig zijn we uiteindelijk ruim op tijd in Eindhoven en komen we dankzij de Ottelijke Voorzieningheid ook nog tegelijk met Knoert uit Leiden aan. Daarmee is de Nederlandse delegatie compleet en kunnen we door de check-in.
Dit jaar heb ik twee boeken meegenomen Moonwalking with Einstein van Joshua Foer en Skippy Dies van Paul Murray. Mijn track record van lezen op vakantie is de laatste jaren aanzienlijk verslechterd, maar ik was vast besloten deze vakantie wel de tijd te nemen om te lezen. Aangezien ik niet kon kiezen tussen non-fictie en fictie nam ik allebei maar mee. Helaas ga ik daardoor wel over de handbagagelimiet van 10 kg heen (we hebben geen echte bagage bij ons). Met wat creatief doorgeven van bagage komen we uiteindelijk alsnog door de controle heen en kunnen we aansluiten in de rij. De vlucht verloopt redelijk (ruim 2,5 uur) en ik lees de eerste bladzijdes van Moonwalking with Einstein. Daarnaast klets ik bij met mijn goede vrienden, kijk ik uit het raam terwijl we zuidwaarts vliegen. We landen ruim op tijd – dus cue irritant Ryanair-muziekje en we zijn ineens in een stuk warmer weer terecht gekomen. Hallo Portugal!
Daar is het weerzien met Pim. Pim is rechtstreeks vanuit Schotland gevlogen. Nou ja, rechtstreeks…. Eerst van Glasgow naar London Stansted (op zaterdagavond) en vervolgens op zondagochtend naar Porto Airport(o). Een gebroken nacht voor de verloren zoon dus, maar hij staat wel met een brede glimlach op ons te wachten. We halen de auto op – een Seat Exeo station die er wel groot uitziet, maar op de achterbank toch wat minder ruimte biedt dan verwacht – en vertrekken noordwaarts.
Enfin, we rijden langs afgebrande stukken bos (de laatste jaren zijn er regelmatig bosbranden in Portugal, wat de schoonheid van het land overigens niet ten goede komt) en talloze eucalyptus-bomen (ja, wij dachten ook “waarom?”). De soundtrack voor onze autoritten komt ook weer van Mischa en mijzelf. Mischa heeft drie cd’s, ik heb er twee bij me. Waarvan eentje met uitsluitend Taylor Swift, dus misschien dat die niet telt.
Een Pimfandischasjo-vakantie zou geen echte vakantie zijn als we niet de laatste snelwegafslag zouden missen die we moeten hebben. Bijkomend nadeel in Portugal: de coole tolwegen die tijd besparen zijn alleen toegankelijk met een speciaal kastje dat dan weer tegen betaling op het postkantoor kan worden verkregen. Wij kiezen voor alternatieve routes, al zijn we daardoor wel iets langer onderweg.
Na ongeveer anderhalf uur verlaten we de grote weg en rijden we via een bergweggetje richting Vilar de Mouros. Dit plaatsje ligt aan de Spaanse grens en is niet bijzonder groot. Als ik de één-regel-tellende Wikipedia-pagina mag citeren (en dat mag ik, volgens mij):
Vilar de Mouros is een plaats (freguesia) in de Portugese gemeente Caminha en telt 819 inwoners (2001).
Ik sluit niet uit dat er sinds 2001 nog wat mensen door natuurlijk verloop het leven hebben gelaten, want enerverend is het plaatsje niet. En Engels kunnen ze niet, wat op zich dan wel weer verfrissend is.
Nu komt het moment van de waarheid. Zijn we opgelicht door aanbetalingen te doen aan een of ander professor van de Mount Sinaï Universiteit of bestaat ons huis echt? En zo ja, kunnen we er ook in? Volgens de website is het een huis gelegen in een gated community. Bij gated community stel ik me een groot hek voor waar dan zo’n halve militair met een AK-47 staat en waarbinnen dan een paar vergane filmsterren en een achterneef van Afrikaanse dictator hun geld aan het wegdrinken zijn met krokodillen en verlepte fotomodellen.
De realiteit is – zoals zo vaak – saaier. Ons huis is onderdeel van een soort rijtje – maar dan veel groter dan een rijtjeshuis in Nederland. Rijtjesvilla. Aan de andere kant is nog een reeks met huizen. De zijkanten worden inderdaad door een soort hek afgesloten en in het midden bevinden zich een zwembad, tennisbaan, grasveld en een vaag gebouw van waaruit het zwembad waarschijnlijk kan worden onderhouden. Maagdelijk wit zijn de gebouwen. Na wat gebel vinden we de sleutel in een plantenpot en kunnen we naar binnen. Het huis stelt niet teleur: het is groot en zelfs de gitaar en het orgel in de “lounge” uit het online fotoalbum zijn aanwezig. Uiteraard staat het allemaal wat mooier en netter op de foto dan het in de praktijk was, maar er is in ieder geval geen reden tot klagen. Behalve dat de wifi niet werkt, natuurlijk.
Na een korte discussie over de kamerverdeling (eindelijk een keer een eigen kamer(!), alleen niet die met eigen badkamer) en een test van het zwembad komen we tot de conclusie dat we honger hebben en reizen we af naar Caminha, het nabijgelegen stadje. Caminha blijkt erg mooi (geen wifi), met een groot rond plein met fontein en daaromheen terrasjes waar het heerlijk koffie drinken is. Er zijn echter niet zo zeer echte restaurants gevestigd aan het plein, maar een soort bakkers/koffiehuizen. Ook prima, maar voor de maaltijd lopen we dus verder en steken we de straat over.
Het restaurantje waar we terecht komen moet het niet hebben van zijn sfeervolle entourage, maar het eten is op zich prima en voor de visliefhebbers is er – zeker gezien de grootte van het restaurant – een uitgebreide kaart. Na het eten kopen we gebakjes op het plein en croissants als ontbijt (we hebben verder niet zo veel in huis namelijk). Josephine, zoals Mischa haar maar doopt, spreekt geen woord Engels en heeft één hand gedeeltelijk in verband, maar haar gebakjes blijken goed te eten. Voor de prijs hoeven we het ook niet te laten, blijkt. Portugal is goedkoop – zeker buiten de toeristische centra. En Pimfandischasjo zou Pimfandischasjo niet zijn als we niet buiten de toeristische centra zouden verblijven.
De rest van de avond wordt redelijk sober doorgebracht. Ik ben in ieder geval niet de enige die moe is van het reizen. Bedden worden opgemaakt, boeken gelezen (mijn boek in ieder geval) en de rust wederkeert in Casa Vilar de Mouros. Morgen gaan we wandelen.
1 reactie
Leuk, het jaarlijkse vakantieverslag! Daar kijken we elk jaar naar uit 🙂 Wel afmaken dit jaar he?