Laten we wel wezen. Ghost on Ghost is zo glad dat zelfs Justin Timberlake erover uit zou glijden indien hij op het schijfje zou proberen te gaan staan. En van veel artiesten zouden we het niet pikken, maar van Iron and Wine wel. Misschien omdat hij vroeger hele stille liedjes maakte. En nu ineens een elfkoppige band leidt. Het zat er al een tijdje aan te komen. Kiss Each Other Clean – het vorige album – was al een moedige poging om een nieuwe vibe te omarmen. Op plaat maar deels geslaagd, live daarna een doorslaand succes. Vandaar dat ik ook niet twijfelde om kaartjes te kopen voor zijn show begin volgende maand in Utrecht. Op Ghost on Ghost vloeien de verschillende melodielijnen moeiteloos in elkaar over en horen we alles van koortjes tot saxophonesolo’s en piano (en bij voorkeur allemaal tegelijk). En toch klinkt de plaat niet te vol. Er is ruimte in de opnames (vooral ook op Low Light Buddy Of Mine), ondanks het instrumentenarsenaal is de plaat nooit echt bombastisch. Het is muziek vol leven en ik kan niet wachten tot de elfkoppige band van Iron and Wine het live komt spelen. Ghost on Ghost heeft de potentie om een klassieker te worden en is ieder geval een hele goede plaat. Meer jazz dan folk, meer pop dan country. En toch: mooie verhalen, intelligente teksten en overduidelijk Iron and Wine.
**** 1/2
To Kill a King – Cannibals with Cutlery
Was alles volgens plan gegaan, dan was het debuut album van To Kill A King, Cannibals With Cutlery, uitgekomen op een groot label – in de slipstream van andere Britse folksensaties. En dat hoor je terug. Begonnen als brass meets folk meets rock, werd de band langzaam steeds meer folk en daarna steeds meer The National. Niet slecht hoor, maar nu het album dan toch uitkomt als zonder hulp van die grote platenmaatschappij die ze in eerste instantie de hemel injubelde, kun je je afvragen of het niet af en toe wat meer had mogen schuren op Cannibals with Cutlery. Toegegeven: koortjes op Besides, she said (fall apart, baby, we’ll just fall apart, fall apart) en Letters to my lover (the Dylan fan) (you can have your balcony by the sea the sea the sea, watch the waves come crashing in each one erasing me) zijn onbeschrijflijk mooi, dus misschien moet ik ook niet zeuren. En The National is natuurlijk ook helemaal hip nu, getuige hun optreden in de Heineken Music Hall later dit jaar. Genoeg goede liedjes op Cannibals with Cutlery – al is de Parachutes-korte titeltrack van de plaat misschien enigszins overbodig. En de hele plaat staat op Soundcloud, graties! Dus neem mijn woorden niet zonder meer aan, maar luister zelf. Hier.
****
Villagers – {Awayland}
Villagers wisten me in duo-solo-vorm op het Naked Song Festival in Eindhoven te overtuigen. Daarna meteen Becoming A Jackal opgesnord op Spotify en inmiddels – mogen we wel stellen – ben ik fan. Dus waren we – met wat mensen van het werk – erbij in Bitterzoet. En ligt het in de lijn der verwachting dat we er aanstaande vrijdag in Paradiso weer bij zijn. Want is zanger/schrijver Conor op plaat soms nog wat nasaal of scherp van stem, live valt dit niet meer op en staat er gewoon een hele toffe band te spelen. Op de plaat {Awayland} is door elektronische bliepjes en andere – meer analoge – instrumenten dat scherpe randje – dat voorheen slechts in de stem van de zanger te horen was – uitvergroot. En dat pakt wonderwel uit. Op de momenten dat de muziek dreigt in te kakken, wordt er zo heerlijk met verwachtingen gespeeld en op de momenten dat de plaat “gewoon” even lekker moet zijn, zijn die randjes afwezig. Kortom, heel boos kunnen we niet worden om die bliepjes. Want dit werkt gewoon heel goed: genoeg punch, genoeg gevoel, genoeg variatie. Early Pleasures, The Bell, The Waves, In A Newfound Land You Are Free… Het zijn allemaal briljante liedjes. En de mengelmoes van stijlen (Rhythm Composer, Grateful Song) maakt de plaat nog vele malen interessanter dan Becoming A Jackal (de vorige plaat).
**** 1/2
Junip – Junip
Tweede plaat van de band van Jose ‘Heartbeats’ Gonzalez. En die vorige (Fields) was best tof, maar had een beetje last van het meditatie-effect: soms neem je er de tijd voor en soms ontbreekt je het geduld. Dus Fields was wat lang, repetitief maar wel mooi en kon ik soms maanden wegleggen zonder er ook maar één nummer van te luisteren. De titelloze tweede plaat is er een logisch vervolg op. De liedjes zijn net wat toegankelijker, maar de stijl en toon is hetzelfde. Lang uitgesponnen intro’s en riffs, mantra’s als refrein en een mooi lo-fi meets hi-fi productie. Denk ik. Leukste liedjes zijn: Line of Fire en Your Life, Your Call, maar laten we eerlijk zijn: deze plaat luister je niet om de leuke liedjes. Dit is zo’n groeiplaat die je jezelf eerst aandoet, maar die je daarna dezelfde liefde teruggeeft als je bereid bent om de plaat te geven.
****