Op 31 januari 2013 nam ik het initiatief, omdat ik aan de beurt was de organisatie op me te nemen (al bleek het uiteindelijk een gezamenlijke inspanning dit jaar) én omdat ik mijn vakantieplanning moest indienen op het werk. Op 11 maart 2013 trekken we de conclusie dat een vakantie met zijn vijven erg lastig wordt. Op 10 juni 2013 stuur ik nogmaals een mailtje met de opmerking dat het mijn ambitie is dan toch in ieder geval iedereen op te zoeken in de zomer / najaar van 2013. Te beginnen met Erwan in IJsland, omdat het daar in de zomer wellicht nog mooi weer is. De invuloefening “als je toch naar [locatie] gaat om [lid van pimfandischasjo] te bezoeken, dan wil ik ook wel gaan.” wordt gretig opgepikt en ineens komt er schot in de zaak. Na wat regelwerk, geschuif in planningen en afzeggen van afspraken is er een week en kan zowaar iedereen, BIJNA tegelijk op vakantie. 24-31 augustus gaan Sjoerd en ik, 22-29 gaan Pim en Mischa en Erwan moet een aantal dagen wel werken maar dat mag de pret niet drukken.
Sjoerd en ik vonden een goedkope vlucht vanuit Brussel waarbij we ook nog ieder 20 kg aan ruimbagage mee mochten nemen. Die moest wel grotendeels worden gespendeerd aan slaapspullen, maar toch: een ongekende luxe voor onze vakanties. Het betekent wel extra sjouwen, natuurlijk, maar ik kom ruim op tijd bij perron 4a voor de Intercity naar Roosendaal. Ik lees in mijn boek en probeer alvast mijn telefoon zo min mogelijk te gebruiken – deze vakantie is immers een afkickmomentje. En dat lukt best aardig (aangekomen in Reykjavik heb ik slechts 27% van mijn iPhone-batterij gebruikt, een persoonlijk record).
In Roosendaal ontmoet ik Sjoerd, verantwoordelijk voor de kaartjes van dit deel van het traject. We zijn aan de vroege kant, want dat doe je als je moet vliegen en nog bagage moet inchecken. De trein naar Brussel Airport die we hadden gepland te nemen, gaat slechts naar Antwerpen volgens de borden. En aangezien er ook een trein eerder richting Antwerpen gaat, besluiten we die te nemen – zodat we nog op tijd-er-der zijn – en Antwerpen voelt nu eenmaal meer als vakantie dan Roosendaal (no offence, Roosendaal). In deze trein zitten we naast een Vlaamse moeder en haar jonge kind. Dit blijkt het verkeerde moment om Sjoerd het eerste snoepje van de vakantie aan te bieden. De harde snoepjes heb ik al geproefd en zijn bijzonder chemisch van smaak, maar de toffeesnoepjes in fruitsmaken zijn best goed te eten. Voor een meisje van een jaar of vier, vijf, schat ik zo, ziet die hele zak snoepjes er bijzonder lekker uit. En dan wil dat meisje dus ook een snoepje. Een snel oogcontact met de moeder biedt geen doorslaggevend bewijs dat wij vreemde Hollanders dit meisje snoepjes mogen aanbieden – en dat snap ik best – dus probeer ik het meisje ervan te overtuigen dat mijn oversized rugzak helemaal vol zit met appels.
Tegen de tijd dat ik deze façade niet langer kan volhouden, is de blik van het meisje al gevallen op Sjoerds – volgens haar – dikke camera. Het meisje heeft echter geleerd dat je dingen niet ‘dik’ mag noemen, dus deze opmerking wordt haar niet in dank afgenomen door haar moeder. Volgens mij hadden moeder en dochter al een behoorlijke reis erop zitten… En dat terwijl Sjoerd wel degelijk een dikke camera heeft. Zeker met zijn nieuwe, dikke 100mm-lens. Die hij deze vakantie veelvuldig gaat gebruiken en die verantwoordelijk is voor een groot deel van de foto’s die bij dit verslag zullen opduiken.
In Antwerpen kopen Sjoerd en ik lunch, bewonderen we het station en bekijken we welke trein we moeten nemen. Dat blijkt gewoon de trein uit Nederland te zijn, die wél naar de luchthaven van Brussel doorgaat. In deze trein komen we in een coupé terecht vlak naast een behoorlijk smerige wc. Althans, dat is ons vermoeden naar aanleiding van de urinelucht die constant aanwezig is. Constaterend dat dit treinmaterieel bij ons allang zou zijn afgeschreven (hoewel ik in Zuid-Limburg ook wel eens vergelijkbare treinstellen heb zien rijden), boemelen we door naar de luchthaven, waar we uiteindelijk rond de klok van vijven zijn.
Het bagage inchecken verloopt zonder problemen – mijn tas blijft net onder de twintig kilo – en ook de paspoort- en handbagagecontrole passeren we zonder problemen. En dan heb je dus tijd over. Om een report te doen bijvoorbeeld:
Of om een melig filmpje te maken op de lopende banden (opent in een nieuw venster:
Of om je te verbazen hoe rustig het is op de luchthaven.
Maar goed, uiteindelijk vliegen we met een half uur vertraging richting IJsland. Die vlucht duurt ruim tweeënhalf uur (HIER waren we nog vrolijk), waarbij we twee tijdzones naar het westen vliegen. De naam van ons vliegtuig? Sunshine:
Uiteindelijk is het dus op de klok niet heel veel later als Mischa (de chauffeur, woonachtig in Zweden) en Erwan (de gastheer, inwoner van Reykjavik) ons ophalen op de IJslandse internationale luchthaven – zelfs als we tussendoor nog bier inslaan in de duty free op vliegveld Keflavik. Van Keflavik rijden we naar Reykjavik. In IJsland doet de schemer dan al aardig zijn best, maar we zien toch het maanachtige landschap om ons heen.
In krap een uur rijden we naar Erwans appartement in Reykjavik in onze 4×4 Volkswagen Passat. Daar is het heuglijk weerzien met Pim. We kletsen bij, genieten van drank en spijs, maar zijn te gaar om ons nog in het nachtleven van Reykjavik te begeven. Bovendien moeten we zondag veel kilometers maken en zijn Sjoerd en ik nog gewend aan de Nederlandse tijd, waardoor het stiekem toch best laat is als we gaan slapen. Al deden we eerst NOG een report, maar nu met zijn vijven:
Een paar uur later word ik wakker van rumoer. Mischa blijkt dusdanig pijn te hebben in zijn maag, dat hij nauwelijks nog kan lopen. De aard en de locatie van de pijn maakt ons dusdanig ongerust dat we een nachtelijk ziekenhuisbezoek overwegen. Na zo’n drie kwartier rijden drie van ons dus in de huurauto naar het ziekenhuis, dat gelukkig heel dichtbij is. Daar aangekomen blijkt de pijn al dusdanig gezakt, dat naar binnen gaan niet meer nodig is.
De rest van de nacht verloopt zonder incidenten en ook ’s morgens gaat alles goed met onze reisgenoot en – vandaag zeker niet onbelangrijk – chauffeur. Voor de zekerheid zoeken we nog even ziekenhuislocaties in de buurt van Husavik op. Dat iemand – ik zeg niet wie – ondertussen de appels, het mes, de Snickers en en nog wat boodschappen voor onderweg vergeet in te pakken, doet er nu niet toe.
Gelukkig heeft Sjoerd zijn zakmes bij zich als we in de middag gaan lunchen bij het pittoreske tankstation van Blonduos. We hebben dan al aardig wat kilometers gemaakt. De eerste stop was overigens al eerder bij dit pittoreske bruggetje. Sjoerd was de eerste keer overigens te laat voor de groepsfoto (en dat zou nog vaker gebeuren deze vakantie – handig zo’n zelfontspanner op je camera).
Fun fact: IJsland heeft maar weinig echte snelwegen (of tegenliggers, als je aan het rijden bent). De enkelbaansweg die rond het eiland gaat, is grotendeels redelijk goed geasfalteerd (op wat hoogteverschillen na – we waren met vijf volwassen gezonde kerels en veel bagage natuurlijk ook zwaar bepakt). Het rijden van 90 km/u, de toegestane maximumsnelheid, is dus best haalbaar. In de buurt van Reykjavik komen we nog regelmatig flitspalen tegen, maar wat verder van de hoofdstad nemen de meeste IJslanders het niet zo nauw met de limiet. Wij rijden iets voorzichter, vanwege overstekend wild (bij de Víkurskarð-pas) of gewoon vanwege de regen. En omdat we superverstandig zijn, natuurlijk, familie ;).
Eén koffie- en plaspauze blijkt echter niet genoeg. Gelukkig komen we een gezellig IJslands tentje tegen in de middle of nowhere, vlakbij de puntige Hraundrangi (boven). Nadat we deze spitsvondige berg op de foto hebben gezet, consumeer ik mijn tweede caffeïneshot van de dag en komt er wat leven in de brouwerij. Tijd voor wederom een groepsfoto dus:
We zijn te laat in Husavik om nog boodschappen te doen, dus strijken we neer in de lokale hotel met een uitstekende pizzeria. Dat we eerst in de ontbijtzaal zitten waar ’s avonds niet wordt geserveerd, komen ze ons pas na een kwartier vertellen.
Fun fact: IJslanders zijn dol op pizza – en wij ook. En Britse dronken toeristen ook. De pizza is rijk belegd, hoewel het beperkte menu in eerste instantie het ergste doet vermoeden. Pim valt de 16″-variant aan, de rest houdt het bij de normale grootte.
De avond brengen we door zoals we dat vaker doen op vakantie: kaarten, bier en veel flauwe grappen. Iedereen is nog moe, semi-jet-lagged of gaar van de afgelopen dag (en nacht) dus we besluiten het niet te gek te maken. Want de volgende dag wacht een mooie wandeling… Waarover de volgende keer meer.
Foto’s door Sjoerd Huisman, behalve de foto’s die door Mischa (de laatste) en mij (eigenlijk alleen die video) zijn gemaakt.