Van Sjoerd moet ik extra mijn best doen op dit stukje, omdat dit “de mooiste dag was”. Dat zal allemaal wel, maar de dag begint met uitslapen. ’s Morgens zou het gaan regenen en of het dat echt doet, weet ik niet zeker, omdat ik in mijn kingsize bed in ons cottage lig te slapen. Veel ruimte dus, maar aan privacy doen de IJslanders niet. Als er iemand gaat douchen, naar de wc gaat of ook maar twee stappen zet, kraakt ons hele huisje. Kortom: als de eerste opstaat, staat iedereen op. Dat moet in het naastgelegen huisje van Knoert en Maischa niet veel anders zijn.
Na een ontbijt te hebben gegeten en lunchpakketten hebben gemaakt, vertrekken we naar ehm.. Asbo, Asba, Ásbyrgi, om daar over een kloof te wandelen. Dit is de fameuze wandeling waar Knoert al de hele vakantie hoog over opgeeft. Dus de verwachtingen zijn hooggespannen als we de auto parkeren bij het visitor center voor de streek. Annex busstation. Annex golfbaanverzamelplek. Denk ik. We zijn in ieder geval in, *haalt adem* Jokulsörgljúfur. Echt.
Zodra we beginnen te wandelen, voel ik mijn benen al. De laatste tocht door de lavavelden van de dag ervoor was er toch net eentje te veel. Mijn benen voelen zwaar en mijn algemene gesteldheid is, ondanks goede nachtrust, te omschrijven als “moe”. Maar goed, een paar kilometer verderop, zo beredeneer ik, zal ik wel in het ritme komen en zal het wel gaan.
De tocht begint in een grasveld waar we richting de kloof / rotswand lopen. Die is niet te missen en al gauw komen we bij het punt dat het boekje als “leichte Kletterei” omschrijft. We hebben inderdaad een Duits boekje en dit lichte klimwerk komt neer op dat we de kloof moeten beklimmen. Gelukkig is er een touw wat hierbij helpt. De tweede helft is nog eenvoudiger door een metalen trap. Ik besluit voorop te gaan, zodat mijn vrienden me in ieder geval niet kunnen achterlaten als ik halverwege afhaak. Die angst blijkt ongegrond, ik ben best snel boven – vind ik zelf. Boven kijk ik uit over de grasvlakte en de kloof die aan de andere kant doorloopt. Het is hier best mooi, al met al.
Nadat ook de rest omhoog geklommen lopen we over een smal pad, met een verhoogde berm met gras en struiken. Het is niet zo smal dat je daadwerkelijk moet uitkijken waar je je voeten plaatst, maar ook niet zo breed dat je er helemaal niet op hoeft te letten. Dat blijkt funest voor mijn vermoeide benen, want drie kwartier later slaat dan eindelijk het noodlot toe. We pauzeren op een rotspartij om mijn enkel van de schrik te laten bekomen, maar ik ben niet dusdanig geblesseerd dat ik niet verder kan lopen. En dus gaan we verder.
Een krap half uur later nemen we nog eens uitgebreid pauze om te lunchen. Mijn enkel vindt het nog allemaal best, ik zal niet zeggen dat ik hem niet voelde, maar ook niet dat hij me erg hinderde met lopen. Na de pauze verandert het langzaam. We lopen nog steeds op wat ik dan maar het hogere deel naast de kloof zal noemen, maar waar we eerst afwisselend rotsen en struiken zagen, verandert de vegetatie steeds meer en komen we op een gegeven moment zelfs in een woestijnachtig deel uit. Even later lopen we weer langs allerlei laag struikgewas en het is hier dat ik nog een keer half door mijn enkel ga, terwijl het daarvoor eigenlijk een stuk beter ging. Terugkeren heeft geen zin – we zijn al over de helft – maar het einde van de mooie wandeling is nog niet in zicht.
Na nog wat kilometers komen we namelijk eerst bij een afgrond waaronder een rivier stroomt. De rest van Pimfandischasjo gooit stenen van de afgrond of schiet mooie plaatjes. Het is een prachtige omgeving en voor mij een goede pauzeplek. De prachtige natuur neemt namelijk niet weg dat ik mijn enkel meer begin te voelen.
De twee laatste delen van de wandeling verandert de omgeving weer: een grasachtig landschap met struiken die mij (maar ik heb niet zo heel veel verstand van flora) bijna Midden-Europees aandoen. Volgens Knoert zijn de struiken bomen en lopen we dus feitelijk door een bos. Een kabouterbos dus. Daarna komen we langs een boerderij op een heuvel gelegen en hoog gras wat mij doet denken aan onze vakanties in de Ardennen en Slovenië. Het maakt deze wandeling echt tot een prachtige ervaring. Bovendien zit het weer mee en zitten we een groot deel van de dag in de stralende zon.
De paaltjes die een deel van de route aangeven zijn hier soms voorzien van een rood lintje, wat bij ons meer vragen oproept dan antwoorden geeft. Gaan ze hier het pad verbeteren? Een nieuw paaltje de grond in slaan? Wie zal het zeggen?
Uiteindelijk komen we langzaam uit bij het grasveld dat terugleidt naar het visitor center. Inmiddels is mijn wandelpas vervallen tot strompeling, maar met de auto in zicht trek ik er nog een eindsprint uit. Hij voelt niet meer zo fijn aan, die enkel, zelfs niet in de stevige bergschoenen die ik aan heb getrokken.
En ondanks dat de avond al begint te vallen, staat mijn reisgezelschap erop om ook nog even naar een van de meest indrukwekkende watervallen van IJsland: de Dettifoss. En een mooie waterval is het. Al moet je er wel bijna een uur voor over een grotendeels onverharde weg en gaan we zelfs een heuvel met kuilen over waarvoor iedereen – behalve chauffeur Mischa en geblesseerde ik – uit de auto moest stappen om schade en dergelijke te voorkomen. Gedurende de rit over de onverharde weg wordt mijn enkel zo dik dat ik er nauwelijks nog goed op kan staan. De korte wandeling naar de waterval zelf laat ik dus even schieten. Ik bewonder hem van ver en zal op de foto’s wel zien hoe dat er van dichtbij uitziet… Dus hierbij:
We zien ook nog een tweede waterval na de Dettifoss, de 27 meter hoge Hafragilsfoss, waar helder bronwater zich vermengt met het modderige water van de Jökulsá (supervet dus!).
Het is al ruimschoots avond als we terugkeren bij ons huisje en we aan het koken gaan. Ik zeg we, maar ik lig vooral mijn enkel te ontzien. Dat voelt behoorlijk asociaal, maar gelukkig staat er een kundige kok in de keuken. Erwan krijgt het voor elkaar om steevast de broccoli als bloemkool aan te duiden, of was het andersom – om de verwarring compleet te maken zouden we later die vakantie nog bloemkool eten (of broccoli). Die avond maken we er een ouderwetse spelletjesavond. Ik win dus alles*.
Sjoerd had gelijk. Dit was de mooiste wandeling en misschien ook wel de mooiste dag (dat weet je pas aan het einde van dit verslag, als dat er ooit komt). Jammer dat ik hem strompelend uit moest lopen.
In het volgende deel van dit verslag verkennen we het Reykjavikse nachtleven en nemen we afscheid van twee van de leden van Pimfandischasjo. En we gaan zwemmen. Spannend!
(* = niet alles in dit verslag is geheel waar).
(** = foto’s in dit verslag van Maïscha, aangezien die ook toffe foto’s heeft gemaakt en één bepaald iemand niet doorkomt met zijn foto’s ;-)).