Dat de zon schijnt en de lucht blauw is als ik dit schrijf, neemt niet weg dat het flink waait, en de hele ochtend regende, hier in Nijmegen. De herfst is het seizoen van melancholie, met weemoed terugdenken aan de dagen dat het weer mooi was (zoals gisteren nog, toen we de klok nog niet hadden verzet naar wintertijd). Zoals het geen zomer is, voordat ons meerdere dagen achter elkaar 25 graden en zon is toebedeeld, zo is het pas herfst als er meer bladeren van de boom zijn gewaaid dan er nog aan hangen. Tot die tijd is het nazomer. Herfst is het seizoen waarbij je nog best naar buiten wil, maar het weer je soms al tegenhoudt.
Ik hou en ik haat van de herfst. Ik haat van de herfst vanwege het weer, de koude en de donker wordende dagen, de straten die leger worden, mensen die zich haasten om ergens te komen. Maar ik hou van de herfst vanwege de melancholie, de onverwachte schoonheid en de muziek die ik zo vaak luister, die in dit seizoen net iets mooier tot zijn recht komt.
Thomas Dybdahl heeft eerder dit jaar zo’n plaat uitgebracht waarin – op enkele popliedjes na – die melancholie overheerst (de titel alleen al: What’s Left Is Forever). Het einde van de plaat verdrinkt haast in een strijkers en productie, maar wie er doorheen luistert hoort de verandering van de seizoenen. Ook uit de tekst spreekt verandering en verwachting:
Hold on, this next wave is a big one…
De golf is niet die van de zomerse zee, die waarin je duikt, maar van de stuimige zee waar je in herfstvakantie langsloopt om uit te waaien. Net zoals de wind alle bladeren van de blaast en de regen de straten schoonspoelt, zo wassen de golven over alles heen. Het seizoen van de machtige natuur, de verandering, de onverwachte schoonheid en de melancholie die dit alles als een ware golf overspoelt. Dat is herfstheid. En die is er om te haten. En om van te houden.