Het voornaamste geluid waar Landman tegen op moet boksen dat van de regendruppels die op het dak van de Brebl vallen. En dat heeft wel iets. Het voegt iets toe, die regendruppels. Zijn muziek blijkt dan ook uitermate geschikt voor regenachtige donkere herfstavonden, waarvan we wisten dat ze zouden komen. In zijn folkliedjes zijn veel Amerikaanse verwijzingen te vinden – opgedaan tijdens reizen in en naar dat land – en een zuipvakantie Canada. Ja, hij zingt als Nederlander over New Orleans en Carolina, maar dat mag toch ook? Ik probeer zelf al een tijdje een liedje over Gouda te schrijven en dat klinkt toch anders… Nee, Landman maakt mooie liedjes en het klopt helemaal dat ze gaan, ehm, waar ze over gaan. We worden toch ook niet op boos op First Aid Kit omdat ze zich zo Amerikaans voordoen? Of op de Kings of Convenience omdat ze allemaal Engelse referenties verwerken op hun Quiet is the new Loud?
Later vertelt Thomas Dybdahl nog over het schrijven van liedjes. In een hot tub op een dak in Bahrein schrijft hij over zijn thuis (Life Here is Gold) en in New York zit hij twee weken in een hotel, waarna hij One Day You’ll Dance For Me, New York City schrijft. En dat dat dan iets clichématigs heeft… Maar het lijkt me dat je daar als songwriter weinig aan kunt doen. Het lied kruipt waar het niet gaan kan, geeft Thomas Dybdahl aan bij een andere intro. Het is een intieme avond vol anekdotes, bij beide artiesten, zo blijkt.
Aan het eind van het optreden van Emil Landman realiseerde ik me dat ik hem enkele weken ervoor bij DWDD heb gezien, maar dat ik dat weer was vergeten – de naam was in ieder geval niet blijven hangen. Solo maakt hij hier vanavond meer indruk op me. Dus heb ik maar meteen de plaat gehaald – Colours And Their Things. Want nu de herfst onverbiddelijk zijn intrede doet, en daarmee melancholie, vergankelijkheid en nostalgie de boventoon voeren in mijn gemoedstoestand, gaan die nieuwe liedjes van Landman me nog van pas komen. Hoewel er op die – nu nog niet geluisterde plaat – ook vrolijke liedjes schijnen te staan. Maar daar gaan we wel uitkomen.
Thomas Dybdahl is niet helemaal solo afgereisd naar de Waalstad. Hij wordt op sommige nummers ondersteund door ene Synne Sanden. Ze zingen mooi samen, op Henry, Cecilia en enkele andere nummers. Maar de meester maakt toch het meeste indruk als hij alleen en ingetogen nummers uitkleedt naar de essentie. Hij varieert er op los, verandert hier en daar een zanglijn en maakt van uptempo singles (Party Like It’s 1929) gevoelige en breekbare liedjes.
De ook volgens Dybdahl zelf onvermijdelijke hoogtepunten komen langs – From Grace, bijvoorbeeld, maar hij speelt ze net zo gepassioneerd als altijd. Sterker nog: hij blijft keer op keer herhalen hoe erg hij het naar zijn zin heeft. Volledig zonder sarcasme (I’m not a cynical bastard, really!) stelt hij voor hier jaarlijks te komen spelen (aan het eind zegt hij zelfs: See you next year!) Het enige waar Dybdahl zijn excuses voor blijft aanbieden is het continu stemmen van zijn gitaren. Die zijn oud en complicated, maar ik sluit ook niet uit dat de temperatuur vanavond een rol speelt. De Blebl is een enigszins tochtige ruimte en de paar honderd aanwezigen krijgen de zaal niet opgewarmd. Een jas aan is voor veel mensen geen overbodige luxe, ik heb zelf gelukkig een trui aangetrokken. Dansen is vanavond niet echt een optie om warm te worden. Dat is wel eens anders bij de concerten van Dybdahl, maar vanavond krijgen we een echt luisterconcert. De publieksparticipatie blijft deze avond beperkt dan ook tot enthousiast klappen en één regel meezingen bij Cecilia. De kenners weten welke. Dybdahl speelt ook nog een nieuw nummer, Under The Wheels. Het is nog niet helemaal af, zegt hij, maar door het spelen hoopt hij weer een stap verder te komen.
Misschien was het toepasselijk geweest als Dybdahl had afgesloten met Rain Down On Me, gezien het weer, maar mijn avond is helemaal goed als hij tijdens de encore afsluit met het prachtige Shine. Dat begint niet voor niets met de herfstige zin When The Cold Winds Blow…. Dybdahl wordt bedankt met gejuich en geklap en als we Dybdahl dus mogen geloven, zien we hem volgend jaar weer. Laten we hopen dat Tangelder Presenteert het gaat regelen, want nu Doornroosje naar een groot pand is verhuisd (wat ik volgende week van binnen ga bekijken), is er in Nijmegen zeker ruimte voor intieme, eigenzinnige concerten. Dat bewijst deze stormachtige avond in Honig-fabriek ook. Stormachtig buiten, maar binnen vaak muisstil, op een gitaar en een stem na. De artiesten van vanavond verdienen het. Prachtig.