De moderne tijd brengt vele gemakken met zich mee. Dankzij streamingdiensten heb je legaal toegang tot een enorme muziekbibliotheek. Spotify en concurrenten doen hun best om toffe nummers aan te raden, meestal met behulp van ‘iets met computers’. Daardoor heb ik al menig nieuw liedje ontdekt. Soms heb ik echter ineens enorm behoefte aan een aanbeveling van een mens. Die tegen me zegt: “dit vind jij tof.” Zo kreeg ik Cocoon aanbevolen door een vriendin, precies op het goede moment voor mij om extra waarde te hechten aan zo’n menselijke aanbeveling.
Nu zijn bands met namen van één woord moeilijk te googelen. Zeker als hun naam ook nog in andere context gebruikt wordt, zoals bij Cocoon. Niet alleen zijn er meerdere bands en muzikale projecten die zo heten, er zijn ook films, koffietentjes en startups die zich zo noemen. (Voor gelijkgestemden: dit is de echte Facebook-pagina van DEZE Cocoon). Mede daardoor beperkte mijn Cocoon-obsessie zich tot drie liedjes van het album Where The Oceans End uit 2010: Sushi, Mother en Dolphins. Nú weet ik dat dat het tweede album van Cocoon is. Net zoals ik nu weet dat de bandleden (Mark Daumail en Morgane Imbeaud) uit Frankrijk komen en dat de debuutplaat My Friends All Died In A Plane Crash (2007) heet.
Die titel laat al meteen weten: de materie van de liedjes van Cocoon is zelden vrolijk. Naast het cynische openingsnummer van die debuutplaat, noem ik even twee pareltjes:
- “Giving your past away will heal you for a while but like the wind, it comes and goes.” (Dolphins)
- “In the morning I’ll go down the graveyard, To make sure you’re gone for good
To make sure you won’t hurt again” (Sushi)
Dit zijn maar twee citaten die verder op rustgevende, sobere gitaarpartijen zijn gezet en lieftallig worden gezongen. De folkliedjes van Cocoon doen denken aan de akoestische britpop van begin deze eeuw, gecombineerd met melodieuze parels van Belle & Sebastian. Maar dan zonder de geconstrueerde verhalen die die laatste band blijft verzinnen.
Welcome Home, het derde album dat 25 augustus verscheen, is in alle vormen een bevestiging van dat recept, maar dan iets mooier uitgewerkt. Opener Retreat begint met een paar strijkers, om daarna met drums en gitaar de depri-openingszin erin te gooien: Stop calling me / I won’t pick up / I need to be alone. Het gaat om een duet met Natalie Prass. Zij vervangt de verder afwezige Morgane in ieder geval adequaat op twee nummers. En toch word je van het refrein (I don’t know what’s best for me lately / I’m sorry to cause you pain / Maybe I need a rest, some time away / before we start over again…) niet depressief. Misschien is het dat Franse accent, de wonderschone instrumentatie of een combinatie van beiden.
Het nummer Get Well Soon heeft blazers, een niets-aan-de-hand-ritme en de niet bepaald geruststellende tekst: It’s been a tough year. Zeg dat wel. Moet het dan altijd deprimerend qua tekst? Nee, single I Can’t Wait is zo vrolijk, dat er zelfs in geklapt wordt. Maar dat nummer is wel een beetje een uitzondering:
Overigens is dit nummer ook in hippe remix beschikbaar, mocht je het liever dansbaarder willen. Middle Finger is van een vergelijkbaar vrolijk niveau, maar steekt tegelijkertijd inderdaad een grote middelvinger op jegens alles wat slecht is aan deze wereld. Wordt het ook echt verdrietig op zekere momenten? Ja, zeker. Afsluiter Up For Sale zoekt met dramatische pianoakkoorden, steel pedal en een gastbijdrage van Matthew E. White het pathos zeker op. Op Out Of Tune is de luchtige humor ineens ver te zoeken en zitten we ineens in een stukje mid-jaren-00 elektropop.
Na een paar keer luisteren wordt het thema duidelijk: dit is een album over familie. Over liefde (Watch My Back), voor- en tegenspoed (Get Well Soon) en een verhardende maatschappij (ja, Middle Finger, dus). En die dramatische afsluiter Up For Sale blijkt een verstopte ode aan familie die er niet meer is en de herinneringen aan het straks verkochte zomerhuis. En het kan bijna geen toeval zijn dat diezelfde steelpedal te horen is in Grandaddy.
Met liedjes die zelden langer dan drieëneenhalve minuut duren, bevat Welcome Home toegankelijke folkpop en gitaarliedjes die tekstueel gezien een mooi geheel vormen. Daarmee is het een ontzettend fijn beginpunt voor het oeuvre van Cocoon: representatief, maar toegankelijk. Het zijn verraderlijk catchy liedjes, op charmante wijze gezongen. Tegelijkertijd zitten de nummers vol emotie en verhalen, op de manier zoals de bands die er groot mee zijn geworden ze al een jaartje of tien niet meer maken. Muziek uit vervlogen tijden, dus. Maar nog steeds heel mooi. En goed, dus.
Welcome Home is te streamen op Spotify en te koop bij de betere platenzaak.